Vanaf een mooie paddenstoelwolk keek God eens goed naar wat hij geschapen had. Een prachtig wereldbolletje vond Hij zelf. Alles zat er op en er aan: water, land, bergen, dalen, beesten, mooie blauwe lucht. En alles deed wat het moest doen. De vogeltjes vlogen, de zeeën golfden, de bloemetjes bloeiden. Alles in een mooi patroon van geboorte, leven en dood. Vissen die hun planktonnetjes aten, tijgers die hier en daar een zebra verschalkten, zebra’s die als een idioot renden voor hun leven, maar stiekem net niet snel genoeg waren (klein geintje om de evolutie te testen), insecten die er voor zorgden dat de rotzooi opgeruimd werd en ga zo maar door. Een prachtige biologische wirwar van allerlei soorten leven dat zich ieder op hun eigen manier ontwikkelde. En dat allemaal op een mooie blauwgroen gekleurde bol, die door middel van aardbevingen, vulkanen en heftige stormen ook nog een steentje bijdroeg aan de evolutionaire balans. Met liefde dacht Hij terug aan de tijd dat Hij dit allemaal bedacht en gemaakt had en een tevreden glimlach vormde zich op Zijn gezicht.
De serene overpeinzingen werden echter verstoord door onverwacht bezoek. Zonder Zijn hoofd om te draaien zag Hij de duivel gehurkt naast Hem neer gaan zitten.
“Je zonden aan het overdenken?”, vroeg de duivel.
“Ben jij niet een beetje verdwaald?”, antwoordde God.
“Ja, sorry!”
“Je moet alleen sorry zeggen als je het ook echt meent.”
“Zit wat in, maar als ik alles wat ik zei echt zou menen, zou mijn functie overbodig worden.”
“En dat is een probleem, omdat?”
“Omdat je zonder mij dat stelletje idioten daar beneden helemaal niet meer in het gareel kan houden.”
Het gezicht van God betrok. Tja, de mens… De mens… Satan zag het gezicht van God betrekken.
“Eigen schuld, je hebt ze zelf gemaakt en naar horen zeggen ook nog eens als evenbeeld van jezelf.”
“Als ze een evenbeeld van mij waren geweest hadden ze zich laten leiden door liefde en enkel liefde en dat zie ik nu niet direct terug.”
“’t Is maar net hoe je het bekijkt. Liefde voor jezelf is ook liefde. Liefde voor je volk en je land is ook liefde. Liefde voor het andere geslacht is ook liefde. ‘t Is alleen zo vervelend als andere mensen een gelijksoortige liefde voor hetzelfde object voelen. Of als ze ineens heel veel liefde voor zichzelf hebben, waardoor er niets voor anderen overblijft.”
“Heb uw naaste lief, keer de andere wang toe enzovoorts. Ik dacht toch dat ik dat wel aardig dichtgetimmerd had.”, antwoordde God lichtelijk geïrriteerd. De duivel moest lachen.
“Doen ze ook wel”, zei hij, “man heeft vrouw lief, hij trouwt, krijgt leuk huisje en kindjes. Dan ziet man de buurvrouw naast hem en die vindt hij zo leuk dat hij haar heel snel lief heeft. Dus in die zin houdt hij zich aan het gebod.”
“Ja, ja, ja, je snapt me wel.”
“En ze hebben het fenomeen parenclub en gangbang ontwikkeld en daar is extreem veel liefde aan de gang.”
“Hou eens op jij met die onzin. Dat is gewoon pure dierlijke lust en heeft niets meer met liefde te maken! Net als de hond die instinctief de poeperd van de andere hond besnuffelt.”
“Maar voor hun gevoel wordt er heel veel liefde in dat instinct gestopt.”
De duivel grinnikte. Hij keek ook eens rustig naar het werkterrein onder hem. Het was inderdaad een mooi plaatje van afstand. Schapenwolkjes aan de ene kant die rustig leken te dartelen in hun eigen gebied. Een groeiende orkaan aan de andere zijde, bezig de ecologische balans weer te herstellen. Tussen het afval in de ruimte door kon je het nog net mooi aanschouwen. Naast hem zag hij de melancholiek voor zich uit starende Schepper zitten en begon zelf warempel serieus te worden. Iets wat hij niet te vaak moest doen vond hij zelf.
“Toch is liefde volgens mij wel de basis waar het menselijk ontsporen om draait”, vervolgde hij, “Alleen is het liefde voor eigenbelang en creëert de mens de illusie dit ten behoeve van het welzijn van anderen te doen.”
“Hoe zie je dat voor je?”, vroeg God verbaasd, “Liefde is toch altijd onzelfzuchtig?”
“Dat is de fout in de schepping van de mens, het eeuwig conflict tussen zelfbehoud en behoud van je naaste. Het recht van de sterkste versus barmhartigheid. Zorg dat je meer en beter hebt dan de ander en vertel jezelf in de spiegel dat het goed is dat je dat hebt, zodat je anderen kunt helpen. En met behulp van 21ste eeuwse aflaatpraktijken zorgt de welgestelde mens dat zijn zieltje voor zijn eigen gevoel veilig gesteld is. Een tientje van je miljarden naar ontwikkelingshulp en hoppa. Maak de armen wijs dat werken eervol is en er komen weer tientjes extra terug zonder dat je jezelf schuldig hoeft te voelen. Stukje technologie erbij en je voelt je superverheven boven de rest van de wereld. En wat je dan nog niet hebt probeer je te kopen of kapot te maken en …”
“Ja, ho maar, ’t is nu wel duidelijk dunkt me. Allemachtig, sinds wanneer ben jij zo cynisch geworden?”
“Cynisch? Niets cynisch”, zei Satan, lichtelijk geïrriteerd omdat hij onderbroken werd, terwijl hij zo op dreef was,”’t Is voor mij alleen maar goed voor de handel.”
“Simpel gezegd”, vervolgde God, de opmerking van zijn opponent negerend, “komt het er op neer dat het eigenlijk gewoon beesten zijn die leuke speelgoedjes bedacht hebben. En ze maken er een zootje van. Geweld, extreme seksuele uitspattingen, hebzucht… En dan zichzelf voorhouden dat ze meer zijn dan gewone dieren.”
“Sodom en Gomorra revisited, alleen dan iets groter.”
“Maar hoe krijg je onzelfzuchtige liefde weer terug in zo’n samenleving? Hoe zorg je ervoor dat ze weer eerst aan andere mensen en aan hun omgeving denken?”
God begon weer melancholiek voor zich uit te staren. De orkaan voerde de functie uit waarvoor het bedoeld was aan de oostkant van de wereld. Hij zou later nog wel de nieuwsberichten gaan volgen die er ongetwijfeld weer legio zouden zijn.
“Bommetje erop en ergens anders weer opnieuw beginnen”, antwoordde Satan met een grijns van oor tot oor,”En in het kader van maatschappelijk verantwoorde groei wil ik alle zieltjes wel hebben.”
“Voor de Eeuwigheid?”
“Nee, niet voor de Eeuwigheid, dan beginnen ze bij mij in de toko met hetzelfde geouwehoer. Nee, gewoon even om mee te spelen en ze hun plaats te leren en daarna mag jij ze weer hebben.”
Zijn lippen gingen op standje sip en God liet zijn hoofd moedeloos in zijn handen zakken.
“En bedankt hè! Wat moet ik dan met een stel beesten dat zich geen beesten meer voelt?”
“Misschien kun je de nieuwe versie wat groter maken en dan de oude versie in een kinderboerderij stoppen. Of je maakt er voedsel van voor de nieuwe versie! Dat ze als een soort koeien in een weide mogen rondlopen net zolang tot ze meedogenloos geslacht worden. Of je maakt van de nieuwe versie kannibalen, dan hebben ze een tijdje lang een leuke voorraad. Of…”
“Ja, ho maar weer, strekking wel weer duidelijk. Soms…”
En zo bleven ze beiden nog een tijd moedeloos voor zich uitstarend op hun paddenstoelwolk zitten in de hoop dat de oplossing zich vanzelf aan zou bieden. En zoals de mens God verlaten had, verliet God nu de mens om zijn creativiteit van een ver verleden weer omhoog te halen en grondig te analyseren. En deze keer mocht Satan met hem in discussie, want als oprechte tegenpool kon hij Hem misschien nog van nuttige adviezen voorzien.