zaterdag 6 oktober 2012

Hemelse gedachte

De sterveling keek omhoog naar het blauw en dacht aan God. Hij vroeg zich af wie er beter af was: De eeuwig alom aanwezige die alle ellende keer op keer weer moest aanschouwen of degene die na een kleine eeuw afscheid kon nemen van alles.

En hoe langer de sterveling dacht, des te meer medelijden kreeg hij met de ongrijpbare entiteit. De zoon was gestorven voor zonden van mensen. En diezelfde mensen zagen dat als een goed excuus om iets minder scherp te zijn als het om 'naastenliefde' ging. Enkelen dachten dat Hij de mensheid verlaten had en misschien was dit wel zo. Maar werd de Almachtige hier zelf beter van?
Hij schiep de mens naar Zijn eigen beeld. En als ergens ver in het universum op één van de andere duizenden mogelijke Aardes weer een 'mens' werd neergezet was de kans op herhaling erg groot.

 Misschien dat er in de loop van de evolutie stappen gemaakt werden, waardoor de stervelingen uiteindelijk het Goddelijk begrip kregen. Maar om dit tienduizenden jaren af te moeten wachten. Tienduizenden jaren vol leed, verdriet, ziektes, tienduizenden jaren onvolkomenheid en wachten of het wezen, dat gemaakt was, de sprong naar energie en volmaaktheid ging maken. En de eeuwige vraag die Hij zich zelf moest stellen: 'Heb Ik nu lang genoeg gewacht? Is er nog hoop?'

 Hopen is geloven en geloven is hopen. Dus Zijn creatie gelooft in de hoop dat Hij bestaat, maar hoopt gaandeweg steeds meer dat geloof werkelijkheid is. En zolang de werkelijkheid geloof blijft, zal men meer gaan geloven in hoop dat de mens zelfredzaam is. Hoe zal dat voor Hem zijn? Blijft hij hopen dat Zijn kinderen gaan geloven of gelooft hij in de hoop dat het zich zelf reguleert? Zal Hij geduld uit kunnen oefenen? Tienduizend jaar op een eeuwigheid is niet veel, maar net als de mens die pijn heeft na een ongeluk kan een seconde uren duren. Duren tienduizend jaar dan een eeuwigheid? En hoe lang kan de Vader van de schepselen in zijn evenbeeld ellende en pijn verdragen?

 Het lichaam van de sterveling voelde tastbaar. De grond was werkelijkheid voor hem net als de zonden van hen die zijn bestaan vulde. De wetenschap dat het over enkele decennia voorbij was gaf hem rust. Mocht de hoop van het geloof waar zijn kwam hij ergens terecht en misschien wel in iets mooiers. En zo niet dan werd het erg stil. De onstervelijke bleef echter achter met de zonden en het lijden van hen die het leven van de sterveling belast hadden.

 De ogen richtten zich op de weg voor hem en de sterveling vervolgde het pad dat hij ingeslagen was. Een sterk gevoel van medelijden maakte zich van hem meester. Medelijden met de mens die zo hard probeerde God te zijn, terwijl God misschien liever mens wilde zijn. Een brede grijns begeleidde de sterveling op zijn pad naar niets, gevuld met pijn, maar voldaan door het gevoel van eindigheid.


1 opmerking:

  1. Echt weer een mijmering van KAIN-aard;-) Toepasselijke eindspreuk!!:-)

    BeantwoordenVerwijderen