Zoals het een
verantwoordelijke deeltijdvader betaamt slentert hij in de vereiste
vakbekwaamheid rond door de supermarkt teneinde het jong te voeden dat met
opengesperd bekkie gillend zit te wachten in het nest tot het voer opgediend
wordt. Tussen winkelwagens, vrouwelijk schoon, vrouwelijk minder schoon, andere
deeltijdvaders en verplicht meezeulende eega’s (al dan niet half mobiel,
afhankelijk van de leeftijd) speurt het meedogenloze oog de schappen rond op
zoek naar dat wat het krijsende stemmetje tot rust zal laten komen. Buiten het
verantwoorde tussendoortje, de voedzame vitaminerijke ovenmaaltijd en
vruchthoudende drankjes vragen de kraaloogjes om broodbeleg (raar woord: beleg,
afgekort van belegering, ergo, we voeren oorlog met een sneetje tarwe?).
Aangezien het
broodnodige (kijk woordspeling, vet grappig) chocolade ontbijt eens in de
zoveel tijd afgewisseld moet worden met ijzer-, kalk-, weet-ik-wat-houdende
grondstoffen, gaan we op jacht naar vleeswaren (niet te verwarren met de term,
die gebezigd kan worden tijdens een gemiddelde stapavond). Variatie genoeg.
Boterhamworst, Cervelaat, Salami, Varkenslever, Schouderham, Gebraden gehakt
enzovoorts. De keuze is reuze en de prijsvariatie gelukkig ook nog. Dus
overrompeld door de eerste aanblik des overvloeds gaat de blik nog een keer
over de koeling heen en blijft vervolgens verstard hangen. De irissen zoeken de
neus op en verward probeert het brein te verwerken wat er aan informatie
binnengekomen is. Op de schouderham staat met een vakkundig geplaatst
commercieel stickertje in marketingtechnisch correct groen: ‘Gemaakt van
duurzaam varkensvlees.’ Nog een keer: ‘Gemaakt van duurzaam varkensvlees.’
Kortsluiting,
kleurrijke omschrijvingen verdwijnen. Enkel de vraag: ‘What de f*ck is duurzaam
varkensvlees?’ In het hoofd ontstaat een beeld van een pasgeboren biggetje dat
al knorrend en op zijn manier glimlachend de wijde wereld tegemoet treedt en al
dartelend opgroeit binnen het wettelijk voorgeschreven vierkante centimetertjes
grote vak dat hem tot ‘scharrelvarken’ maakt. Onder toeziend oog van de
varkenshouder groeit het beessie op tot handelstechnisch correct vet- en
vleesgehalte, wordt volwassen en heeft nog steeds dezelfde grijns op zijn
gezicht. Vrienden die gemaakt zijn verdwenen, maar nieuwe kwamen in de plaats.
Ieder dag eten, modderwroeten (af en toe een ander uit het vierkante centimetertjeshokje
wegdouwen) en af en toe een streling van de meneer in overall maken het bestaan
tot een hemels geheel. Geen vuiltje aan de lucht. De vriendjes gaan vast op
reis of verhuizen naar andere ‘scharrel’-streken. Blijdschap dat hij op mocht
groeien is zijn deel (heel raar, maar ‘biggenvlees’ is de vader nog niet
tegengekomen, lamsvlees en anderen wel).
Goed, we dwalen af.
Gezien het prachtige leven van het varken, zal zijn beleving dan ‘duurzaam’
zijn? Ik heb een ‘duurzaam’ leven? Tot de dag dat de varkenshouder weer komt,
hem streelt en vervolgens in zijn speknek beetpakt en hem meesleept naar een
vrachtauto. Misschien rijdt de vrachtauto op biogas en is het varken daarom ‘duurzaam’?
Gedumpt bij een groot gebouw rolt het beest de voordeur in en komt er aan de
achterkant uit als spekblokjes,
hamlapjes, gehakt en dus ‘duurzaam’ schouderham. Zou varken, we noemen
hem ‘Knorrie’ voor het gemak, zelf het gevoel hebben dat hij dankzij een lang,
gelukkig en vol leven als ‘scharrelvarken’ het stempel duurzaam verdient? Heeft
Knorrie besef dat het gedeelte van een jaar van zijn bestaan geldt als een
eeuwigheid? Of zou de term toch te maken hebben met de omgeving? De spaarlampen
die op de boerderij gebruikt worden? Het afvalsysteem dat de slachterij
hanteert, zodat er geen stukje Knorrie verloren gaat zonder dat het hergebruikt
wordt? Zit Knorries maatschappelijke nut in het feit dat naast plakjes in een
piepschuimen schaaltje de ongebruikte resten nog jaren later in frikandellen
terug te vinden zijn?
Gaan we er van uit
dat Knorrie met dezelfde grijns en hetzelfde geluid de slachterij betreedt,
zullen we de antwoorden elders moeten zoeken. Maar waar? Een duurzame gloeilamp
gaat lekker lang mee, is energiezuinig en geeft nog licht ook en hatseflats,
stickertje ‘duurzaam’. Is toppie voor moeder aarde en gebouwd voor
houdbaarheid. Een ‘duurzaam’ huis haalt energie uit moedertje natuur, belast
het planeetje minder en zorgt dat we allen langer gezond en gelukkig blijven.
Ook een sticker verdient! Maar hoe plaatsen we deze term en Knorrie in een
koelcel? Hoe duurzaam kan een varken zijn? In minder dan een half jaar vreet ie
zich vol en raakt zijn lijf kwijt. Zelfs in hondenjaren is dat niet duurzaam.
Zolang het schouderhammetje in een vriezer ligt gaat het nog niet zo hard, maar
zelfs daarin beperkt zich de houdbaarheid. Eenmaal in de koeling en daarna
geopend sterft het hammetje heel hard af als het niet bijtijds genuttigd wordt.
Ook al niet duurzaam. Tenzij je hoopt op een enge ziekte die langdurig in je
ingewanden blijft dan kan het duurzaam zijn (misschien hoopt de varkenshouder
daar stiekem op en stopt ie rare bacteriën in die beessies, je weet het niet,
als nalatenschap van zijn maatschappelijk nut).
Goed, om een lang
verhaal nog langer te maken. ‘Duurzaam’ varkensvlees is raar. Van big tot
schouderham, verorberd en uitgescheten binnen ca. driekwart jaar tijd valt bij
mij niet onder de noemer ‘duurzaam’. Knorrie zelf zal al helemaal niet de
beleving hebben dat zijn bijdrage aan het welzijn van de mens ‘duurzaam’ te
noemen is. Zelf heb ik een donkerbruin vermoeden dat de marketeers der machtige
supermarktketens onder invloed van de crisis en de noodzaak tot
kostenbesparingen een probleem tegenkwamen bij het woord ‘biologisch’. De
voorgeschreven oppervlakte voor het ‘scharrelvarken’ bleek waarschijnlijk niet
rendabel, maar toch wil men doen voorkomen alsof het ‘diervriendelijk’ (snif,
ik maak vriendelijk een lapje vlees van je…) opgroeien van Knorrie een
vergelijkbaar iets is. Dus de term ‘duurzaam’, lijkt door de groene sticker op ‘biologisch’
en hatseflats, het consumentenvolkje kiest bewust voor het product. Misschien
dat de volgende stap genetisch gemanipuleerde stapelvarkens zijn. Die kunnen
dan voorzien worden van een sticker met ‘Gemaakt van hoogstaand varkensvlees’.
Gelukkig was het ‘duurzame’
vleesje te betalen en dus voldoe ik ook aan mijn plichten ter bevordering van
een glorieuze toekomst voor onze wereldbol. Geen dure spaarlampen, CV-ketels,
elektrische auto’s en al dat gedoe meer. Nope, ik eet bewust, poep bewust en
loos mijn ‘duurzame’ restanten in het riool. Als we dat allemaal doen zitten we
op een onwijs ‘duurzaam’ rioleringsstelsel en kunnen we ons met recht op de
borst kloppen: ‘De maatschappij, dat zijn wij!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten